Geschiedenis

Sint-Pieters-Leeuw is een van de grootste gemeenten voor wat betreft het bevolkingscijfer in Vlaams-Brabant. Gelegen aan oude en belangrijke verbindingswegen en in de schaduw van steden zoals Brussel en Halle, groeide deze landelijke nederzetting uit tot een belangrijke woon- en werkgemeenschap. De gemeente kan terugbuigen op een lange en met documenten gestaafde geschiedenis. De oudste geschreven bronnen gaan terug tot de 9de, 12de en 13de eeuw. Het oudste document is een schenkingsakte van 'dame Angela', een Brabantse edelvrouwe, waarin wordt verwezen naar een 'domein of een vrij goed van 7 mijl lang en 1 mijl breed met een moederkerk en 9 dochterkerken', geschonken aan het Sint-Pieterskapitel van Deutz bij Keulen.

Het domein was toen begrensd door Sint-Pieters-Leeuw, Oudenaken, Elingen, Sint-Laureins-Berchem, Vlezenbeek, Pede, Itterbeek, Dilbeek en gedeelten van Anderlecht op de linkeroever van de Zenne en op de rechteroever door Buizingen, Eizingen, Huizingen, Dworp, Beersel, Ruisbroek, Linkebeek, Alsemberg, Sint-Genesius-Rode tot aan de Lasne te Genval.
Reeds voor 1000 was Leeuw een goed georganiseerd domein, met een hoofdplaats en minstens negen wijken. Getuige hiervan de negen kerken of kapellen die afhingen van de Leeuwse parochiekerk.
In 1130 spreken wij van Lewe dat afkomstig moet zijn van Hlaiw zijnde heuveltje, later spreken wij van Leuve (1179), Leuves (1141), Lewis (1217) en Leeuwes (1270). In 1137 werd Leeuw geschonken aan de abdij van het H. Graf te Kamerijk.

Vanaf 1236 behoorde het tot het Land van Gaasbeek. In 1284 verleende Hendrik I, heer van Gaasbeek en graaf van Leuven, een afschrift van 'de keure' of van het lokale strafwetboek aan de lokale bevolking. Daardoor bleef onze gemeente lang de hoofdplaats van een meierij en de zetel van een schepenbank. In 1687 werd de heerlijkheid van Gaasbeek in verschillende delen openbaar verkocht. Door huwelijk of door erfenis kwamen zowel het waterkasteel Coloma, thans Gemeentelijk Cultureel Centrum als de heerlijke rechten en allerlei voorzieningen (o.a. molens) in bezit van belangrijke edelen en hovelingen zoals Jan Karel Roose, lid van de Grote Raad van Mechelen en Vital-Alex de Coloma, kamerheer van keizerin Maria-Theresia.

In 1690 werd de heerlijkheid tot baronie verheven. Het is ook in die periode dat Vlezenbeek, Sint-Laureins-Berchem, Oudenaken en Elingen loskomen van Sint-Pieters-Leeuw.

Bij KB van 17 september 1975 werd aan de nieuwe gemeente de naam van de hoofdgemeente Sint-Pieters-Leeuw gegeven. Sedert 1 januari 1977 zijn de vroegere gemeenten Oudenaken, Sint-Laureins-Berchem, Ruisbroek, Sint-Pieters-Leeuw en Vlezenbeek samengevoegd in een nieuwe administratieve leefgemeenschap. 

De dorpskern van Leeuw ligt bovenop een 56,5 m hoge heuvel. De keuze voor de nederzetting, en rekening houdend met haar ligging aan de Zuun en Leeuwbeek en langs een druk wegennet, werd bepaald door strategische overwegingen.

Vlezenbeek is sinds 1305 een autonome parochie, voordien was het een dochterkerk van Sint-Pieters-Leeuw. Na de tweede Wereldoorlog groeide de bevolking enorm, vooral door de goede geografische ligging.

Sint-Laureins-Berchem was van de 13de tot de 17de eeuw een zelfstandige parochie; in de periodes ervoor en erna was het afhankelijk van Oudenaken. Tot de fusie was het de kleinste gemeente van het Pajottenland, gebouwd langs één straat.

Het ontstaan van Oudenaken situeert zich in de 7de – 8ste eeuw. Het is een goed intact gebleven landbouwgebied met weilanden in de dalen en akkerbouw in de hoger gelegen gebieden.

Ruisbroek is, in tegenstelling tot de andere deelgemeenten, nooit een deel geweest van het Land van Gaasbeek. Tot het midden van de 19de eeuw was het een bijna volledig agrarisch gebied maar onderging de gevolgen van de industrialisering en de gunstige ligging tegenover de hoofdstad. Hierdoor groeide de bevolking snel en verdween, door de aanleg van woonwijken, de akkerbouw definitief.